Voor de vaststelling van de kinderalimentatie hanteert de rechter speciaal daarvoor ontwikkelde normen, die ook wel de “Tremanormen” worden genoemd. Deze tremanormen bepalen dat alimentatie, dus ook kinderalimentatie, een kwestie is van behoefte en draagkracht. Om de hoogte van alimentatie te kunnen bepalen dient te worden bezien welk bedrag nodig is om in de behoefte van de kinderen te voorzien (de behoefte) en in hoeverre de ouders in de nieuwe situatie in die behoefte kunnen voorzien (draagkracht).
De algemene regel: inkomsten uit vermogen
Het is vaste rechtspraak dat bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen het inkomen uit arbeid een rol speelt, maar ook het inkomen uit dat vermogen.
Bij dit laatste wordt rekening gehouden met het werkelijk te behalen rendement, waarop de rente en kosten van schulden in mindering kunnen worden gebracht, voor zover deze schulden redelijk worden geacht. Uitgangspunt is echter nog steeds het inkomen van de betreffende ouder.
De uitzondering op de regel: interen op vermogen
Daarnaast kan in uitzonderingsgevallen worden gevergd dat een ouder de alimentatie betaalt uit zijn/haar vermogen en daardoor dus inteert op het vermogen. Maar wat is nu zo’n uitzonderingsgeval? In welke situatie wordt je geacht in te teren op vermogen? Het antwoord op die vraag is niet klip en klaar te geven, omdat dat bijzonder afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Die omstandigheden deden zich voor in een zaak waarin onlangs in hoger beroep werd beslist. Wij nemen u graag mee in de gedachtegang van zowel rechtbank en Gerechtshof in die kwestie, omdat deze een goed beeld geeft van een zodanig uitzonderlijke situatie dat interen op vermogen aan de orde kan zijn.
Interen op vermogen aan de hand van een praktijkvoorbeeld
De recente uitspraak die wij zojuist aanhaalden werd gegeven door het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden op 17 januari 2023.
In deze zaak had de rechtbank de behoefte van de kinderen vastgesteld op een bedrag van totaal € 771,00 per maand en constateerde rechtbank verder dat de ouders samen een groot tekort hadden om in die behoefte te voorzien. De ouders zouden echter nog een bedrag ter hoogte van € 35.000,00 ontvangen uit de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Dit was voor de rechtbank reden om het tekort aan draagkracht over beide ouders gelijk te verdelen. Dat betekende dat de vader een kinderalimentatie van€ 195,00 per kind per maand diende te voldoen.
De vader was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep. De vader stelde zich daarbij op het standpunt dat de Alimentatienormen dienden te worden gevolgd en de alimentatie beperkte diende te blijven tot zijn draagkracht op basis van zijn inkomen, in dit geval een bedrag van € 59,00 per maand.
Hoe het Gerechtshof oordeelde?
Het Gerechtshof maakte korte metten met het standpunt van de vader.
Net als de rechtbank stelde het Gerechtshof vast dat er een groot tekort aan gezamenlijke draagkracht van de ouders bestond om in de behoefte van de kinderen te voorzien, namelijk een tekort van € 771,00 (behoefte van de kinderen) – € 50,00 (draagkracht van de moeder) – € 59,00 (draagkracht van de vader) =) € 662,00 per maand. Het Gerechtshof oordeelde dat het volgen van de Alimentatienormen in deze situatie tot een onredelijke uitkomst zou leiden, die geen recht zou doen aan de situatie tussen de ouders. Als de kinderalimentatie beperkt zou worden tot de hoogte van de draagkracht van de vader, zou dat immers in de praktijk betekenen dat uitsluitend de moeder – waar de kinderen hun hoofdverblijf hadden – genoodzaakt zou worden in te teren op haar vermogen om te voorzien in de kosten van de beide kinderen van partijen.
Het Gerechtshof achtte die situatie onredelijk. De vader kon niet van de moeder verlangen dat zij wel inteerde ten behoeve van het onderhoud van de kinderen en hij het(zelfde) vermogen aan andere zaken kon spenderen, aldus het Gerechtshof.
Het Gerechtshof bepaalde daarom, evenals de rechtbank, dat het tekort in draagkracht door beide partijen in gelijke mate vanuit hun vermogen moest worden gedragen. In deze situatie werd dus van beide ouders verwacht dat zij inteerden op hun vermogen om in de kosten van de kinderen te voorzien. De vader was in staat om uit zijn inkomen € 59,00 per maand te betalen, zodat de resterende behoefte, een bedrag van € 331,00, betaald diende te worden uit zijn vermogen. In totaal zou dan toch een bedrag van € 195,00 per kind per maand voor kinderen betaald moeten worden.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Lees hier.
Vragen over dit onderwerp of andere vragen over het familierecht?
Neem gerust contact met ons op. Wij voorzien u graag van advies.