In procedures verschillen partijen met enige regelmaat van mening hoe zaken in het verleden zijn verlopen. Twee totaal verschillende verhalen worden als waarheid gepresenteerd en de rechtbank dient vervolgens een beslissing te nemen. Dat is vaak geen eenvoudige beslissing.
Dit was ook het geval in een procedure die onlangs bij de rechtbank Noord-Holland speelde. In deze zaak stelde de vrouw dat zij een bruidsschat had gekregen met een totale waarde van € 10.626,00, die de man zou achterhouden. De man ontkende onder andere de omvang van de bruidsschat en betwistte de daartoe volgens de vrouw behorende sieraden achter te houden. Volgens de man zou de vrouw na haar vertrek uit de voormalige echtelijke huurwoning teruggekeerd zijn met haar familie om spullen op te halen en zou zij de gouden sieraden toen opgehaald hebben.
De rechtbank maakte korte metten met het verhaal van de man.
Ten aanzien van de omvang van de geschonken gouden sieraden overwoog de rechtbank dat de vrouw een gedetailleerde omschrijving van de gouden sieraden had gegeven en foto’s had overgelegd waarop zij een deel van deze gouden sieraden droeg. Vanwege het feit dat de man de omvang van de geschonken gouden sieraden slechts in zijn algemeenheid had betwist en niet specifiek had gereageerd op de omschrijving van de vrouw meende de rechtbank dat de man zijn standpunt onvoldoende had onderbouwd. Om die reden meende de rechtbank dat voldoende vast was komen te staan dat dat de door de vrouw gestelde omvang van de geschonken gouden sieraden juist was.
Vervolgens moest de rechtbank oordelen of de man de sieraden – waarvan hij betwiste deze achter te houden – al dan niet moest afgeven.
Uit de uitspraak blijkt dat partijen na hun huwelijk een kluis hadden gehuurd om de gouden sieraden veilig in op te kunnen bergen. Vast stond dat de vrouw de gouden sieraden op enig moment uit de kluis had opgehaald en had opgeborgen in de echtelijke woning. Vervolgens had de man het goud in maart 2018 verplaatst, toen de vrouw een weekend bij haar moeder verbleef. Dit bleek uit WhatsApp conversaties tussen partijen van 19 maart 2018 en 30 maart 2018. Over wat er daarna met de gouden sieraden was gebeurd verschilden partijen zoals hiervoor genoemd van mening.
De rechtbank oordeelde als volgt.
De gouden sieraden waren ten tijde van de WhatsApp conversaties (dus op 19 maart 2018 en 30 maart 2018) in de macht van de man. De man had zowel in deze berichten als op zitting verklaard dat hij de gouden sieraden had verplaatst uit de echtelijke woning en op een veilige plek had opgeborgen ter voorkoming van diefstal uit de voormalige echtelijke woning.
Naar het oordeel van de rechtbank was er geen enkele aanwijzing dat de gouden sieraden enkele dagen daarna meegenomen zouden zijn uit de echtelijke woning door de vrouw. Voor de rechtbank was het volstrekt onduidelijk hoe en wanneer de gouden sieraden dan weer in de echtelijke woning terecht zouden zijn gekomen en dit werd door de man ook niet toegelicht. De rechtbank ging er daarom ook vanuit dat de sieraden zich nog steeds in de macht van de man bevonden en ook dat hij deze opzettelijk verborgen hield met het oogmerk deze aan de verdeling te onttrekken en de vrouw te benadelen. Om die reden bepaalde de rechtbank dat de man de sieraden niet alleen diende af te geven aan de vrouw, maar ook zijn aandeel in de gouden sieraden aan de vrouw verbeurt.
Als sanctie voor het opzettelijke verborgen houden dienden de sieraden dus niet meer bij helfte tussen partijen te worden verdeeld, maar moest de man nu alle sieraden aan de vrouw afgeven. Daarmee was voor de man de glans er vast wel vanaf.
Voor rechtbanken is het niet altijd eenvoudig om een beslissing te nemen, zeker niet als partijen een volledig ander beeld schetsen van de werkelijkheid en beide verhalen – los van elkaar gezien – geloofwaardig zijn. In deze zaak was het betoog van de man echter niet consistent, hetgeen de man duur kwam te staan.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Lees hier.
Vragen over dit onderwerp? Neemt u gerust contact met ons op.
Neem direct contact op