In een echtscheidingsprocedure (of ontbinding van een geregistreerd partnerschap), waarbij er minderjarige kinderen zijn en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (een kinderalimentatie) moet worden vastgesteld, kan het voorkomen dat het minderjarige kind tijdens die procedure 18 jaar wordt, dus meerderjarig. Zeker met de langere doorlooptijden van procedures is dat iets wat regelmatig aan de orde is.
Zolang een kind minderjarig is, is de gezaghebbende ouder wettelijk degene die namens het kind een verzoek tot het vaststellen van een kinderalimentatie kan doen. Als een kind 18 jaar wordt, ‘vervalt’ het ouderlijke gezag, en vervalt daarmee de procesrechtelijke vertegenwoordiging van ouders voor een kind. Het kind is immers geen kind meer (tenminste, volgens de wetgever….).
Een kind dat 18 jaar oud, maar nog geen 21, wordt ook wel een ‘jong-meerderjarige’ of ’18-plusser’ genoemd. Een jong-meerderjarige zal een bijdrage voor hem/haar zelf aan de rechter moeten doen. En om het rondje terminologie maar direct compleet te maken, een jongmeerderjarige vraagt dan geen kinderalimentatie maar een bijdrage in zijn/haar kosten van levensonderhoud en studie.
Machtiging
Voor jongmeerderjarigen is het vaak moeilijk om rechtstreeks in een procedure tegenover een ouder te staan. Voor die situatie is een oplossing: de 18-plusser kan een machtiging aan één ouder geven om namens hem of haar een bijdrage aan de andere ouder te vragen. Dat kan in een echtscheidingsprocedure, en dat kan in een aparte procedure tot het verkrijgen van een bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud.
Voorlopige voorziening
Er is echter een situatie waarin zo’n machtiging niet helpt, en dat is in een voorlopige voorzieningenprocedure, die naast een echtscheidingsprocedure wordt gevoerd. Een procedure die, kortweg, strekt tot het treffen van een of meer maatregelen voor de duur van de echtscheidingsprocedure. En waarom helpt zo’n machtiging in die procedure dan niet ?
Het antwoord is verbazingwekkend simpel: omdat ‘de jongmeerderjarige’ in de wettelijke regels voor de voorlopige voorzieningenprocedure én in de parlementaire geschiedenis van de desbetreffende wetgeving niet genoemd is. En als je volgens de regels niet genoemd wordt, besta je voor die procedure niet, en kun je ook geen machtiging geven.
Hoe kan het dan dat jongmeerderjarige niet genoemd is in deze wetgeving? Het lijkt erop, dat de wetgever simpelweg vergeten is dit te regelen, toen (in 1988) de leeftijd voor de meerderjarigheid van 21 jaar naar 18 jaar is gewijzigd.
Dit betekent in de praktijk echter wel, dat de rechter zo’n verzoek om een bijdrage ten behoeve van of namens een jong-meerderjarige in een voorlopige voorzieningenprocedure niet in behandeling kan nemen. Tenzij er een rechter is die daar – heel soms- anders over denkt, waarvan een enkele uitspraak is te vinden. Volgens de wet kan het strikt genomen echter niet.
De praktische aanpak
De rechtbank Rotterdam heeft in een recente uitspraak eens goed aandacht aan deze lacune in de wet besteed. In die zaak werd het probleem nog duidelijker, omdat het ene kind minderjarig was en het andere jong-meerderjarig. De rechter zou dan in die voorlopige voorzieningenprocedure wel een uitspraak kunnen doen over een bijdrage voor het minderjarige kind, maar niet voor het jong-meerderjarige ‘kind’. Dat zou dan weer betekenen dat de jong-meerderjarige zelf een aparte procedure zou moeten beginnen tegen zijn/haar niet-verzorgende ouder om een bijdrage te krijgen. Dat is natuurlijk voor dit jongmeerderjarige kind heel naar, buitengewoon onpraktisch en voor alle betrokken partijen ook kostenverhogend.
De rechtbank in Rotterdam heeft in deze zaak, op praktische wijze een knoop doorgehakt in haar voorlopige beslissing. Maar nog veel belangrijker: deze rechtbank heeft aan de Hoge Raad gevraagd hoe rechters moeten omgaan met verzoeken van of namens jong-meerderjarigen om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud of studie in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure. Met een chique woord wordt dat ‘een prejudiciële vraag’ genoemd.
De Hoge Raad
Het antwoord van de Hoge Raad zal duidelijkheid geven over de positie van de jong-meerderjarige in een voorlopige voorzieningenprocedure, en daarmee ook duidelijkheid voor ouders, aan wie een machtiging door hun 18-plusser is gegeven. Het antwoord van de Hoge Raad is er nog niet, en dat zal nog wel enkele maanden duren. Dit tijdsverloop staat echter in geen enkele verhouding tot de 36 jaar gedurende welke dit niet-geregelde aspect voor jongmeerderjarigen al bestaat. Wij kijken met veel interesse uit naar het antwoord van de Hoge Raad.
Natuurlijk hoeft u voor uw eventuele vragen niet zo lang te wachten.
Als u een antwoord zoekt op uw vragen over alimentatie voor een minderjarige of een jong-meerderjarige, neem dan gerust contact met ons op. Wij voorzien u graag van advies.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Klik hier.