Niemand wordt graag tot iets verplicht. Dat geldt ook voor de verplichting tot het betalen van alimentatie. Wij krijgen daarom met enige regelmaat de opmerkingen te horen: “Nou, dan stop ik toch gewoon met werken. Als ik geen geld heb hoef ik ook geen alimentatie te betalen.”
Die vlieger gaat echter niet op. De regels in Nederland zijn streng. Als je zelf voor een inkomensachteruitgang zorgt, wordt daarmee geen rekening gehouden als de ex-partner dat standpunt inneemt en onderbouwt. De rechter bepaalt de alimentatie dan gewoon op basis van het inkomen dat je had. Dit is zelfs het geval als de alimentatieplichtige niet de bedoeling had om een inkomensachteruitgang teweeg te brengen maar het wel aan hem/haar te wijten is dat dat is gebeurd.
Een voorbeeld van een dergelijke situatie is te vinden in een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant van 19 april 2023.
In deze procedure had de vrouw o.a. om de vaststelling van een kinder- en partneralimentatie verzocht. Ten aanzien van haar inkomen had de vrouw betoogd dat van haar huidige inkomsten uit een WW-uitkering uit diende te worden gegaan. Op dit moment ontving zij een WW-uitkering van € 3.253,50 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, omgerekend € 42.165,00 per jaar.
De man was het daar niet mee eens en voerde verweer. De man stelde dat bij het becijferen van de draagkracht van de vrouw moest worden gerekend met het bruto jaarinkomen van € 56.122,00 dat zij tot voor kort had.
Hoe de rechtbank oordeelde?
De rechtbank stelde vast dat het dienstverband van de vrouw – zij werkte bij een bank – op initiatief van de werkgever was beëindigd, omdat de vrouw niet-geautoriseerd en zonder zakelijke aanleiding rekeninggegevens van de nieuwe partner van de man had geraadpleegd.
De rechtbank oordeelde dat sprake was van verwijtbaar inkomensverlies. Het waren de eigen gedragingen van de vrouw die tot haar ontslag en daarmee tot de inkomensvermindering hadden geleid.
Vervolgens diende de rechtbank op basis van vaste jurisprudentie te beoordelen of de vrouw redelijkerwijs haar oude inkomen weer kon verwerven. De rechtbank meende dat dat het geval was. De vrouw had een aanzienlijk arbeidsverleden heeft, er was geen sprake van persoonlijke arbeid belemmerende factoren en de vrouw had op de mondelinge behandeling bij de rechtbank verklaard dat zij verwachtte binnen afzienbare tijd weer een inkomen uit arbeid te zullen hebben.
Hoewel de rechtbank van oordeel was dat de vrouw het ontslag had behoren te voorkomen, achtte de rechtbank het redelijk, voor de bepaling van de draagkracht van de vrouw uit te gaan van een inkomen van € 50.000,00 bruto per jaar (een inkomen wat de vrouw op dat moment dus niet had).
De rechtbank berekende de kinderalimentatie op basis van het genoemde inkomen van € 50.000,00 en wees het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie af.
Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat strenge eisen worden gesteld aan een onderhoudsplicht en dat het veroorzaken van inkomensverlies (beoogd of niet!) doorgaans niet leidt tot het gewenste resultaat (het niet betalen van alimentatie, of het verlagen daarvan). Ook maakt het eens te meer duidelijk dat een ontslag niet per definitie leidt tot een lagere onderhoudsverplichting. Ook de reden van ontslag speelt een rol bij de beoordeling. Het ontlopen van een onderhoudsverplichting is aldus iets wat wordt afgestraft, niet aangemoedigd.
Ben je benieuwd naar de volledige uitspraak? Klik hier
Heb je vragen over dit onderwerp of andere vragen over alimentatie?
Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.