In de praktijk komt het vaak voor dat ouders gedurende hun relatie een bankrekening op naam van hun kinderen openen, bijvoorbeeld om te sparen voor een latere studie. Wat echter niet voor iedereen duidelijk blijkt te zijn, is dat de gespaarde gelden niet tot het vermogen van de ouders behoren, maar onderdeel worden van het vermogen van de kinderen.
Minderjarige kinderen hebben echter op grond van de wet geen zeggenschap over hun vermogen. Pas als zij meerderjarig zijn kunnen zij zelfstandig over hun vermogen beschikken.
Tot die tijd rust op de ouders dan ook de verplichting het bewind over het vermogen van hun kinderen als goede bewindvoerders te voeren. En dat bewind laat in de praktijk nogal eens te wensen over.
Het komt met enige regelmaat voor dat een ouder wordt aangesproken voor schade vanwege zijn of haar slechte bewind gedurende de minderjarigheid van een kind. Zo ook in een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 15 september 2020.
In deze procedure had een moeder geld opgenomen van de spaarrekening van haar – toen nog minderjarige – zoon. Uit een bankafschrift van 2 september 2014 bleek dat op de spaarrekening van de minderjarige een bedrag stond ter hoogte van € 9.293,04. De spaarrekening was opgeheven en voornoemd geldbedrag was overgemaakt naar de bankrekening van de moeder. De moeder betoogde dat zij het geld had gebruikt voor het onderhoud van haar zoon. Zo had zij daar onder meer meubels, schoenen, uitstapjes en vakanties van betaald. De moeder meende dan ook dat geen sprake was geweest van slecht bewind.
De kantonrechter oordeelde anders.
De uitgaven die de moeder voor haar zoon, opgeteld zo’n bedrag € 8.146,55, had voldaan werden door de kantonrechter aangemerkt als kosten van onderhoud van de zoon. En juist dat onderhoud dient door de ouders bekostigd te worden uit hun eigen vermogen of inkomen, en niet door de minderjarige zelf!
Ouders mogen het vermogen van hun kinderen in beginsel niet aanwenden voor de kosten van verzorging en opvoeding van deze kinderen.
De moeder had over het vermogen van de zoon beschikt, anders dan in het kader van een normaal beheer van dat vermogen, en zij had daarvoor een machtiging moeten vragen aan de kantonrechter. De moeder had echter geen machtiging gevraagd en mocht dus niet het spaargeld van de zoon gebruiken. Dat betekende dat de zoon schade had geleden, doordat zijn vermogen was verdampt. De kantonrechter oordeelde dan ook dat de moeder een bedrag ter hoogte van € 9.239,04 aan haar zoon terug diende te betalen.
Uit bovenstaande uitspraak blijkt eens te meer dat van ouders wordt verwacht dat zij zich als goede bewindvoerders gedragen en zich dienen te beseffen dat spaargelden van de kinderen niet ter vrije beschikking van hen zelf staan. Of zij deze gelden zelf op de spaarrekeningen van de kinderen hebben gestort doet daarvoor niet terzake.
Bezint eer ge ‘bewind’.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Lees hier
Vragen over dit onderwerp? Neem gerust contact met ons op.