Eerder schreven wij al dat het Coronavirus gevolgen kan hebben voor de uitvoering van omgangsregelingen en de betaling van alimentatie.
Inmiddels wordt steeds meer duidelijk dat het Coronavirus ook in andere situaties een rol kan spelen. Bijvoorbeeld bij de vraag welke partner in geval van echtscheiding de echtelijke woning dient te verlaten.
Deze vraag lag onlangs voor aan de rechtbank Midden Nederland.
In deze procedure wilde zowel de man als de vrouw in de echtelijke woning blijven en hadden zij beiden om het alleengebruik van de echtelijke woning verzocht.
Vanwege het feit dat over en weer beschuldigingen van mishandeling waren geuit, konden partijen niet langer samen in de woning verblijven en diende de rechtbank een belangenafweging toe te passen. Een afweging die – zo schreef de rechtbank al in haar beschikking – geen gemakkelijke was.
De vrouw had in dit verband naar voren gebracht dat zij als verpleegkundige werkte op een afdeling met patiënten die COVID-19 hebben of daarvan aan het herstellen zijn. De man ontkende dat de vrouw op een dergelijke afdeling werkte. De rechtbank achtte het – ongeacht of de vrouw op een COVID-19 afdeling werkte – begrijpelijk dat de vrouw als verpleegkundige op dit moment niet terecht kon bij haar ouders, die hartklachten hebben, of bij haar broer die een jong kind heeft. De vrouw verbleef op dat moment noodgedwongen bij een collega, wat door haar als heel stressvol werd ervaren.
Tegenover het belang van de vrouw stond het belang van de man, die de gehele maand maart 2020 opgenomen was geweest bij een instelling in verband met psychotische verschijnselen. Inmiddels was de man ontslagen en ging het beter met hem. Hij was zijn medicatie aan het afbouwen, had tweemaal per week telefonisch contact met een psycholoog of psychiater en bezocht daarnaast driemaal per week een maatschappelijk werker. Volgens de vrouw woonde de man bij zijn moeder en had hij een eigen kamer bij haar in huis. De man gaf aan na zijn ontslag even bij zijn moeder te hebben verbleven, maar dat was volgens hem nu niet meer mogelijk. Het huis van zijn moeder was te klein, zijn moeder had astma (en behoorde dus tot een COVID-19 risicogroep) en daarnaast ontving zij een bijstandsuitkering en toeslagen die zij – volgens de man – zou kwijtraken als hij bij haar zou inwonen. De man gaf te kennen bij vrienden of in zijn auto te slapen omdat hij op advies van de politie niet naar de echtelijke woning terug kon.
Alles overwegende kende de rechtbank doorslaggevend belang toe aan de kwetsbare positie van de man gelet op zijn geestelijke gezondheidssituatie. De rechtbank achtte de vrouw daarom op dat moment, meer dan de man, in staat om een alternatieve verblijfplaats te vinden.
Het is duidelijk dat de afweging voor de rechtbank inderdaad geen makkelijke is geweest. Beide partijen hadden immers een groot belang om in de woning te mogen verblijven en alternatieve verblijfsplaatsen liggen – zeker in deze coronacrisis – niet voor het oprapen.
De uitkomst van procedures als deze zijn zeer afhankelijk van alle feiten en omstandigheden en zijn op voorhand nauwelijks te voorspellen. Het is daarom van groot belang dat verzoeken tot het voorlopig uitsluitend gebruik van de woning zeer gedegen worden onderbouwd.
Is de situatie bij u thuis onhoudbaar geworden en wenst u een verzoek tot alleengebruik (uitsluitend gebruik) van de woning te doen? Of heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan gerust contact met ons op. Wij voorzien u graag van advies.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Klik hier