Wij maken het met enige regelmaat mee. Mensen die ongehuwd samen wonen en een gemeenschappelijke bankrekening openen om bijvoorbeeld de vaste lasten van te betalen.
Bij het verbreken van de relatie wordt er vaak vanuit gegaan dat het saldo van een dergelijke gemeenschappelijke rekening 50/50 verdeeld moet worden.
Dit is echter niet het geval.
De Hoge Raad heeft in diverse uitspraken bepaald dat de tenaamstelling van de rekening enkel iets zegt over de verhouding van de rekeninghouder(s) ten opzichte van de bank. Het geeft aan wie ten opzichte van de bank over het saldo op een rekening kan/kunnen beschikken.
De tenaamstelling van de rekening zegt in beginsel nog niets over de vraag wie van de rekeninghouders in hun onderlinge verhouding gerechtigd is tot welk deel van het saldo. Een vraag die bij de verdeling daarvan aan de orde is. Doorslaggevend voor de wijze van verdeling van het saldo is de vraag van wie de inleg op de rekening afkomstig is. Dat laatste kan soms lastig te herleiden als er jarenlang steeds wisselende bedragen door de verschillende rekeninghouders zijn bij- en afgeschreven. In dat geval is het niet duidelijk van wiens euro’s de lasten zijn betaald en wiens euro’s op de rekening zijn blijven staan. Als de eigendom van een zaak of vermogensrecht niet kan worden bewezen dan wordt vermoedt dat sprake is van een gezamenlijk eigendom. Voor de gezamenlijke bankrekening betekent dat in dit geval dat het saldo alsnog 50/50 wordt verdeeld. Is het wel duidelijk te herleiden wie wat op de rekening stortte en daarvan opnam, bijvoorbeeld omdat een schenking of erfenis op een gezamenlijke spaarrekening is gestort en dat bedrag nog steeds op die rekening aanwezig is, dan blijft enkel degene die deze erfenis of schenking heeft ontvangen gerechtigd tot dat deel van het spaarsaldo.
Voorgaande illustreert het belang van het vooraf maken van goede afspraken over het verdelen van banksaldi bij het uiteengaan. Heeft u vragen over dit onderwerp?
Neemt u dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.