In het artikel Alimentatie en ondernemers zijn wij uitgebreid ingegaan op de wijze waarop alimentatieverplichtingen dienen te worden vastgesteld.
Zoals uit dat artikel ook al blijkt heeft de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de alimentatieverplichting. Immers, de rechter dient te bepalen van welk inkomen dient te worden uitgegaan en dat is nog niet zo eenvoudig. Niet alleen spelen discussies over de hoogte van dat inkomen; ook kan de discussie zich richten op de financiële stukken zelf, en met name op wie deze heeft opgesteld.
De meeste rechtbanken houden nog vast aan de in de rechtspraak ontwikkelde lijn, waarbij het gemiddelde van de resultaten over de voorgaande drie jaren als uitgangspunt wordt genomen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde in haar uitspraak van 8 november 2016 echter anders.
In deze procedure werden door de vrouw de door de man overgelegde financiële stukken en de daarin vermelde bedrijfsresultaten betwist. De vrouw stelde zich op het standpunt dat bij de berekening van de draagkracht van de man rekening diende te worden gehouden met de gemiddelde winst uit de onderneming van de man over de jaren 2013 tot en met 2015. De man voerde echter aan dat met de gemiddelde winst over de jaren 2010 tot en met 2015 rekening gehouden dient te worden.
Het hof volgde de man in zijn stelling. Het hof achtte het in deze procedure redelijk om uit te gaan van de winst uit onderneming over de jaren 2010 tot en met 2015.
Het hof overwoog daarbij er in de afgelopen zes jaar sprake was geweest van een patroon, waarbij de man in periodes geen omzet behaalt. Vanwege deze onzekerheid was de man inmiddels ook aan het solliciteren voor een vaste baan. Ten tijde van de zitting bij het hof had de man echter geen opdrachten als zzp-er en ook geen (zicht op een) vaste baan. Gelet op de door de man aangegeven onzekerheid in de continuïteit van zijn inkomen, was het hof van oordeel dat sprake is van een meer representatief beeld van het inkomen van de man, als zou worden uitgegaan van zijn winst uit onderneming over een ruimere periode.
Het hof nam daarom de door de man aangevoerde periode van de afgelopen zes jaren als uitgangspunt, en niet de door de vrouw verzochte periode van de laatste drie jaren.
De vrouw maakte er verder ook bezwaar tegen dat de door de man overgelegde jaarrekeningen niet waren opgesteld door een accountant. Ook aan deze stelling ging het hof voorbij omdat een zzp-er nu eenmaal niet verplicht is om jaarstukken op te stellen en ook niet verplicht is om deze door een belastingadviseur of accountant te laten controleren
Zoals u uit het voorgaande kunt opmaken varen rechters – binnen de beschikbare bandbreedtes – hun eigen koers bij het bepalen van de alimentatie. Met de juiste kennis en expertise, kunt u deze koers echter wel beïnvloeden. Het is aan de ondernemer om stukken aan de rechtbank over te leggen die een zo goed mogelijk beeld van de onderneming geven.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Klik hier.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan geheel vrijblijvend contact met ons op.
Neem direct contact op