Gezinssamenstellingen zijn inmiddels al lang niet meer het traditionele gezin vader, moeder en hun (biologische) kinderen. Eénoudergezinnen, adoptiekinderen en meer-oudergezinnen zijn heel gebruikelijk.
Een voorbeeld van een meer-oudergezin is het zgn. regenbooggezin. Een gezin met bijvoorbeeld twee lesbische vrouwen en een – al dan niet hetero – vader die samen voor een kind zorgen. Maar natuurlijk zijn ook andere gezinssamenstellingen mogelijk.
Deze ontwikkelingen leiden ook tot nieuwe vragen over de rol van ouders, de band tussen ouder en kind, en de manier waarop individuen zich ontplooien. Vragen waarop het wettelijk geregelde familierecht in eerste instantie geen antwoord kon geven. Kortom: het familierecht vroeg en vraagt om modernisering om up to date te blijven met de ontwikkelingen.
In april 2014 heeft de ministerraad, op voorstel van de toenmalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, besloten de Staatscommissie Herijking ouderschap in te stellen. De Staatscommissie diende zich te buigen over vraagstukken rond afstamming, het meer-ouderschap, meeroudergezag en het draagmoederschap.
Op 7 december 2016 was het zover én presenteerde de Staatscommissie herijking ouderschap haar rapport. In dit rapport wordt aangeraden de mogelijkheid open te stellen voor meerouderschap, meerpersoonsgezag en het treffen van een regeling voor draagmoederschap.
Volgens de huidige wetgeving kan een kind maximaal twee juridische ouders hebben. Nu er steeds meer kinderen opgroeien in meeroudergezinnen, wordt het in het belang van deze kinderen geacht dat hun juridische situatie past bij de feitelijke situatie waarin ze opgroeien.
Doordat er nu geen wettelijke regeling bestaat die is toegesneden op de genoemde feitelijke situaties, kunnen juridische en financiële problemen ontstaan. De derde en/of vierde ouder is juridisch gezien geen ouder van het kind. Dit betekent dat als het kind van deze ouder erft, het kind aanzienlijk meer belasting dient te betalen over een schenking of erfenis van deze derde of vierde ouder, omdat er geen beroep een vrijstelling kan worden gedaan. Derde en vierde ouders kunnen ook niet met het ouderlijk gezag worden belast, zodat zij geen bevoegdheid hebben om bijvoorbeeld medische beslissingen te nemen of een spaarrekening op naam van het kind te openen. Ook komen deze ouders niet in aanmerking voor zorgverlof of ouderschapsverlof.
Volgens de Staatscommissie zouden er maximaal 4 juridische ouders kunnen bestaan die zoveel mogelijk overeenkomen met de sociale ouders en zouden de kinderen in maximaal twee huishoudens opgroeien. Verder zouden deze ouders met elkaar het ouderlijk gezag moeten kunnen delen, zodat een ieder betrokken is en wordt bij beslissingen van enig belang met betrekking tot het kind. Getrouwde vrouwen zouden zonder donorverklaring automatisch ouder moeten kunnen worden van hun kind. Ook wil de commissie dat bij adoptie van bijvoorbeeld pleegkinderen niet langer alle banden met de biologische ouders worden doorgehaald. Tenslotte heeft de Staatscommissie geconcludeerd dat er een regeling moet komen voor draagmoederschap. Dit kan volgens hen voorkomen dat wensouders uitwijken naar het buitenland waar ‘het onderscheid tussen draagmoederschap en kinderkoop niet altijd helder is’. De aanbeveling luidt dan ook om draagmoederschap zorgvuldig bij wet te regelen, zodat de belangen van kind, draagmoeder en wensouders goed worden afgewogen.
Kortom, het rapport komt tegemoet aan de veranderde maatschappelijke ontwikkelingen, waarbij kinderen opgroeien in samengestelde gezinnen met stiefouders of in meeroudergezinnen.
Of het rapport daadwerkelijk gaat leiden tot veranderde wetgeving is nog afwachten. Wij houden u uiteraard op de hoogte van de ontwikkelingen.
Heeft u vragen over dit onderwerp of over uw juridische positie? Neem dan gerust contact met ons op. Wij zijn graag bereid uw vragen te beantwoorden.