Op grond van de wet zijn partijen in procedures verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Zij mogen de feiten niet welbewust verdraaien en zij dienen vragen van de rechter en de wederpartij naar waarheid te beantwoorden. Partijen zijn daarbij zelf verantwoordelijk voor het onderbouwen van hun stellingen en welke informatie zij in dat verband wel of niet aan de rechtbank zenden.
Maar wat als een partij nu relevante informatie achterhoudt, waardoor de rechter geen beslissing kan nemen?
Deze situatie doet zich met enige regelmaat voor in alimentatiezaken. De partij die aan betalen toekomt blijkt immers niet altijd uit eigen beweging bereid om volledige inzage te geven in zijn of haar financiële situatie. Doorgaans omdat diens inkomsten hoger zijn dan uit de wél overgelegde stukken blijkt en daardoor een hogere te betalen onderhoudsbijdrage in het verschiet ligt.
Een opstelling als deze kan door de rechter zonder meer worden afgestraft. De rechter kan op grond van artikel 22 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) een partij namelijk bevelen om bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende, stukken over te leggen.
Een voorbeeld daarvan vinden we in de alimentatieprocedure die onlangs bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd gevoerd.
In deze procedure werd door de man een aangifte inkomstenbelasting overgelegd, waaruit bleek dat de man beschikte over een pensioenuitkering, een lijfrente-uitkering en een AOW-uitkering.
De vrouw stelde o.a. dat de man daarnaast ook inkomsten uit verhuur van onroerende zaken ontving. De man ontkende dat. Volgens de man overstegen de kosten verbonden aan de door hem verhuurde panden de huurinkomsten. Ter onderbouwing van zijn stelling had de man een aantal stukken overgelegd, waaronder een vermogensopstelling en huurovereenkomsten, waarvan de vrouw op haar beurt weer de juistheid en volledigheid betwistte.
Het hof achtte zich op basis van het voorgaande onvoldoende voorgelicht om een bedrag aan partneralimentatie te kunnen vaststellen en overwoog in de beschikking dat zij behoefte had aan nadere concrete informatie, waaronder:
– een gedocumenteerd overzicht van de onroerende goederen die de man in eigendom heeft, met vermelding van de WOZ-waarde van deze zaken, de huurstaat, de werkelijke huurinkomsten en de daaraan verbonden kosten in 2019 en 2020;
– een nadere toelichting van de betekenis van (de verhuur van) deze onroerende zaken voor de draagkracht van de man;
– de jaarrekeningen van de B.V. over 2017, 2018 en 2019;
– een antwoord op de vraag in hoeverre de reserves in de B.V. redelijkerwijs voor uitkering vatbaar zijn, rekening houdend met artikel 2:216 BW en de daarin vervatte balans- en uitkeringstest.
Het Gerechtshof beval de man om de verzochte stukken over te leggen overeenkomstig artikel 22 Rv en antwoord te geven op de gestelde vragen.
De rechter liet de man dus niet zo maar weg komen met het achterwege laten van relevante informatie. De man zal dus toch met de spreekwoordelijke billen bloot moeten.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Lees hier.
Wilt u scheiden en weigert uw ex-partner informatie aan u te verstrekken?
Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag op weg.