Stel je bent samen eigenaar van een koopwoning en je gaat scheiden. Wat moet er dan met de woning (en de hypotheek) gebeuren?
De woning is een gemeenschappelijk goed dat in beginsel verdeeld dient te worden. In veel gevallen wil één van de ex-partners graag in de woning blijven wonen. In die situatie kan de verdeling plaatsvinden door de eigendom van de woning aan één van de ex-partners toe te delen. Voorwaarde voor deze toedeling is doorgaans wel dat deze ex-partner de hypotheek overneemt, althans ervoor zorg draagt dat de ander uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekverstrekker wordt ontslagen. Wil geen van beiden in de woning blijven wonen of lukt het niet om de ander uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen laten ontslaan, dan is het in de praktijk gebruikelijk dat een woning wordt verkocht.
Er is echter nog een derde optie die vaak over het hoofd wordt gezien: het uitsluiten van de vordering tot verdeling. De eigendom van de woning wordt dan onverdeeld gelaten. Met andere woorden: er verandert niets aan de eigendomssituatie. De ex-partners blijven dus nog gemeenschappelijk eigenaars van de woning en blijven beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld.
Of zo’n uitsluiting van een verdeling eenvoudigweg geregeld kan worden? Het antwoord is “nee”.
Niet alleen kan de rechter een vordering tot verdeling uitsluiten voor een beperkte periode van ten hoogste drie jaar, ook dient een belangenafweging plaats te vinden. Alleen in het geval waarin de door de verdeling getroffen belangen van een van de ex-partners aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling zijn gediend, is er plaats voor een uitsluiting. Dat betekent dat de belangen van beide partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden van het geval. Dit klinkt heel ingewikkeld, maar een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 december 2020 maakt duidelijk wat voor feiten en omstandigheden dat zouden kunnen zijn.
In deze procedure hadden partijen in maart 2013 een woning met o.a. een separaat kantoor en opslagruimte (loods) in eigendom verkregen. De relatie werd in februari 2018 verbroken en de samenleving beëindigd. De vrouw had de woning verlaten, de man was in de woning blijven wonen, vanuit waar hij ook zijn onderneming dreef.
De vrouw vorderde inmiddels de verkoop van de woning; de man vorderde de verdeling uit te sluiten voor een periode van drie jaren.
De vrouw voerde kort samengevat aan dat zij niet langer in onverdeeldheid van de woning wilde blijven en dat zij niet langer aansprakelijk wilde zijn voor de op de woning rustende hypothecaire geldlening. De vrouw en haar nieuwe partner verwachtten binnenkort een kindje en wilden graag samen een andere woning kopen. Maar omdat de vrouw nog steeds hoofdelijk aansprakelijk was voor de hypothecaire geldlening van de woning die zij met de man, haar ex, had, was dat niet mogelijk. De man kon volgens de vrouw ook niet aantonen dat hij financieel in staat zou zijn om de woning over te nemen. Bovendien was hij voor de exploitatie van zijn bedrijf niet gebonden aan de woning en het bedrijfsterrein.
De man voerde verweer en stelde o.a. dat hij met veel plezier in de woning woonde, die ook voor de zoon van partijen een vertrouwde omgeving was. Deze zoon verbleef sinds november 2019 namelijk voor de helft van de tijd bij de man. De woning met het bijbehorende bedrijfsterrein bood tevens huisvesting aan zijn omvangrijke bedrijf (twaalf vrachtwagens, dertien personeelsleden, kantoor administratie, loods voor de opslag van materialen voor het eigen onderhoud aan de wagens). Vervangende bedrijfsruimte was niet op korte termijn beschikbaar en zou veel geld kosten. Deze kosten zouden er zelfs toe kunnen leiden dat het bedrijf niet meer levensvatbaar zou zijn. Ten slotte merkt de man op, dat de verwachting dat hij de woning zou kunnen overnemen, reëel was gelet op het toegenomen bedrijfsresultaat in 2019.
Hoe het hof oordeelde?
Het hof overwoog dat de man had laten zien dat zijn onderneming er in financieel opzicht fors beter voor stond dan ten tijde van de verbreking van de samenleving van partijen, zodat hij een betere uitgangspositie had om de financiering van de woning op zijn naam te krijgen. Een zwaarwegend belang om ook nog enige tijd respijt te krijgen, was het feit dat een verhuizing van de man forse kosten met zich mee kunnen brengen en dat het daarmee de vraag was of de onderneming dan nog levensvatbaar zou zijn. Het hof achtte verder nog van belang dat de woning nog steeds een vertrouwde omgeving voor de zoon van partijen bood, die de helft van de tijd bij de man woonde. Tot slot stelt nam het hof in overweging dat de man sinds het uiteengaan van partijen alle (eigenaars)lasten van de woning voor zijn rekening had genomen en daarin geen betalingsachterstanden had laten ontstaan.
Het hof was al met al van oordeel dat de belangen van de man bij het onverdeeld laten van de woning groter waren dan de belangen van de vrouw bij de onmiddellijke verdeling daarvan. Het hof overwoog daarbij nog wel dat een verlenging van de periode van onverdeeldheid geen vrijbrief voor de man is om stil te zitten. Van de man wordt wel verwacht dat hij met voortvarendheid de nodige stappen zal zetten om alsnog tot het overnemen van de woning te komen.
Heb je vragen over het voorgaande of over andere vragen over scheiden?
Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Klik hier