Mensen doen de meest vreemde dingen als zij menen dat zij een risico lopen. Zo ook als sprake is van de vraag of men nu wel of niet de verwekker van een kind is.
Het is voorgekomen dat in afstammingsprocedures een dubbelganger naar het door de rechtbank bevolen DNA-onderzoek wordt gestuurd. De dubbelganger kan dan wel lijken op de vermoedelijke verwekker van het kind, maar zijn DNA is natuurlijk afwijkend. Op die manier wordt geprobeerd om te voorkomen dat het vaderschap wordt vastgesteld, vaak om zodoende onder een alimentatieverplichting uit te komen.
Zo kreeg de rechtbank Zeeland West-Brabant (toen nog Breda) al in 2010 een dergelijke zaak voorgelegd. In deze zaak betoogde de moeder dat de man een ander naar het DNA-onderzoek had gestuurd. De man ontkende.
De rechtbank Breda maakte korte metten met de ontstane situatie. Zij liet tijdens de zitting bij de rechtbank DNA-materiaal afnemen bij de man. Zo kon er in ieder geval geen enkele twijfel meer over bestaan dat het DNA-materiaal afkomstig was van de man in kwestie. Dit maal bleek uit het onderzoek dat de man wel degelijk de vader van de minderjarige was.
In bovengenoemde zaak kwam de waarheid alsnog aan het licht en kwam vast te staan dat de man wel degelijk de verwekker was van het betreffende kind.
Maar wat als het bedrog niet of te laat wordt ontdekt?
Een dergelijke situatie deed zich onlangs voor bij de rechtbank Rotterdam.
In die procedure had in 2014 een DNA-onderzoek plaatsgevonden, waarbij eveneens werd uitgesloten dat de man de verwekker was van het kind. Daardoor kon het vaderschap niet worden vastgesteld, zodat het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werd ingetrokken, wat werd vastgelegd in een beschikking van 17 juni 2015.
Tegen deze beslissing werd geen hoger beroep ingesteld.
Jaren later, in 2019, werd door de moeder een nieuwe procedure gestart, waarin zij betoogde dat de man zijn neef naar het DNA-onderzoek had gestuurd. De moeder had dit nadien van, notabene de neef zelf, gehoord.
Probleem was echter dat het verzoek van de moeder te laat was ingediend. Een uitspraak van de rechtbank kan namelijk worden herroepen als deze met bedrog tot stand is gekomen. De wet vereist dan wel dat het verzoek tot herroeping moet worden gedaan binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan (het bedrog) en de eiser (in dit geval de moeder) daarmee bekend is geworden.
Uit de stukken van de vrouw kon echter niet worden afgeleid wanneer zij door de neef was gebeld dat hij naar het DNA-onderzoek was gegaan. Wel bleek dat zij al langere tijd (in feite al sinds het DNA-rapport was gepubliceerd) het standpunt innam, dat er sprake moest zijn van bedrog, omdat volgens haar de man de enige was die het kind kan hebben verwekt. Ook had de vrouw de foto’s in het DNA-rapport niet goed bekeken, en daardoor niet goed gecontroleerd of het wel echt de man was die naar het DNA-onderzoek was gegaan.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw reeds in 2015 bekend had kunnen zijn met de fraude en dat het verzoek tot herroeping in beginsel dus te laat was ingediend.
Wat de rechtbank echter van groter belang vond was dat de minderjarige in de veronderstelling leefde dat de man haar vader is en de minderjarige veel verdriet had door de gedachte dat haar vader fraude wilde plegen om aan zijn verantwoordelijkheid naar haar te ontkomen. Voor de minderjarige was het van groot belang dat er duidelijkheid zou komen over wie haar vader is. De rechtbank oordeelde dat belangen van de minderjarige met zich meebrachten dat het verzoek toch moest wordt ontvangen, de beschikking van 17 juni 2015 moest worden herroepen en de zaak heropend. Het vasthouden aan de hiervoor genoemde termijn van 3 maanden zou in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van de minderjarige opleveren en zou in zoverre strijdig zijn met artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).
De zaak werd dus toch heropend. Daarmee staat het vaderschap van de man alleen nog niet vast. Er zal een nieuw DNA-onderzoek moeten plaatsvinden waarbij wel materiaal van de juiste persoon zal worden afgenomen. Hoe dat gaat aflopen?
Zodra de procedure bij de rechtbank wordt vervolgd, berichten wij u nader!
Heeft u vragen over afstammingsprocedures, zoals adoptie, vaststelling van het ouderschap of vernietiging van een erkenning, neemt u dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.
Benieuwd naar de volledige uitspraken?
Klik hier voor de uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant van 10 december 2010
Klik hier voor de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 juli 2019