In veel familierecht procedures worden beslissingen genomen over de kinderen.
Deze beslissingen zijn bedoeld voor de ouders die het immers niet eens kunnen worden. In zijn algemeenheid geldt dat kinderen zo veel mogelijk buiten de strijd tussen hun ouders moeten worden gehouden én dus ook buiten de procedures die tussen de ouders lopen.
Zo veel mogelijk, schreven wij zojuist. Want kinderen van 12 jaren en ouder worden namelijk door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. In dat geval worden kinderen natuurlijk wel geconfronteerd met de procedure die tussen hun ouders loopt, maar dat dient in dat geval een doel, namelijk om rekening te houden met de wens van deze 12-plussers waar dat mogelijk én in hun belang is.
Maar als er naar de mening van een kind wordt gevraagd, hoe voelt dat dan voor een kind als de rechtbank toch datgene besluit wat het kind nu juist aangaf niet te willen?
Soms vinden rechters het juist daarom van belang dat aan de kinderen wordt uitgelegd waarom een bepaalde beslissing wordt genomen. Zeker als die beslissing haaks staat op wat de kinderen hebben aangegeven zelf graag te willen. Het komt om die reden steeds vaker voor dat rechters in hun uitspraak – gegeven in een zaak tussen de ouders – een overweging opnemen die speciaal voor de kinderen bedoeld is.
Zo ook in een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 maart 2019.
In deze procedure had een vader, die bij een eerdere uitspraak tijdelijk de omgang was ontzegd, zich opnieuw tot de rechter gewend en gevraagd verzocht om een omgangsregeling vast te stellen. De moeder had daar verweer tegen gevoerd, maar twee van de drie kinderen hadden laten weten wel omgang met hun vader te willen.
In de beschikking van het Gerechtshof stond daarom het volgende:
“Omdat kind 2 en kind 3 hebben laten weten dat zij wel omgang met de vader willen, zal het hof in deze aparte alinea proberen uit te leggen waarom het hof vindt dat er geen omgang tussen de vader en de kinderen kan zijn. De raad (voor de kinderbescherming) is twee keer bij de vader thuis op bezoek geweest voor een onderzoek. Tijdens die bezoeken zijn de raadsonderzoekers erg geschrokken van de situatie bij de vader thuis. De woning van de vader was erg vies en ook de vader maakte tijdens die bezoeken een onverzorgde indruk. Hij zag er sterk vermagerd en niet netjes uit. Het was voor de raadsonderzoekers lastig een gesprek met de vader te voeren. Hij was snel opgewonden, erg onrustig en kon over bijna niets anders praten dan op een negatieve manier over de moeder en de grootvader van moederskant (hierna ook: opa). Door die bezoeken hebben de raadsonderzoekers de indruk gekregen dat bij de vader sprake is van problemen. Het is daardoor maar de vraag in hoeverre het de vader lukt om op een normale manier omgang met de kinderen te hebben. Voor het hof staat het belang van de kinderen voorop. Voor de kinderen is het van belang dat de vader tijdens de omgang niet op een negatieve manier over hun moeder en opa praat. De vader zegt wel dat hij dit niet doet, maar in de afgelopen jaren heeft de vader meerdere keren toch dingen gedaan die niet goed waren voor de kinderen. Zo heeft hij toch tegenover de kinderen op een negatieve manier over de moeder en opa gesproken. Ook heeft hij de kinderen onverwacht opgezocht op school, hoewel hij wist dat hij dit niet moest doen omdat dit erg vervelend is voor de kinderen. Daarom heeft de raad in zijn rapport aan de vader het advies gegeven om hulp te zoeken. Behalve dat hulpverlening de vader zou kunnen helpen om zijn woning netjes te krijgen en ervoor zou kunnen zorgen dat hij weer meer aandacht krijgt voor zijn uiterlijk, kan deze hulp kan hem helpen om zijn negatieve gedachten over de moeder en opa een plek te geven en ervoor te zorgen dat hij deze negatieve gedachten niet met de kinderen bespreekt. De vader is van mening dat hij geen problemen heeft en dus ook geen hulp nodig heeft. Omdat de vader weigert hulp te zoeken, blijft het hof zorgen houden over de situatie bij de vader en de manier waarop hij over de moeder en opa spreekt. Ook tijdens de zitting bij het hof lukt het niet om hierover op een goede manier met de vader te praten. Zolang deze zorgen blijven bestaan, vindt het hof het niet verstandig omgang tussen de vader en de kinderen te laten plaatsvinden. Als de kinderen keer op keer last hebben van uitspraken of acties van de vader, zal dit in de toekomst ervoor kunnen zorgen dat de kinderen zelf problemen krijgen. Het hof vindt dat dit moet worden voorkomen en daarom zal het hof de uitspraak van de rechtbank, dat er geen omgang tussen de vader en de kinderen kan zijn, in stand laten. Als de vader echt omgang met de kinderen wil, zal hij eerst moeten laten zien dat het echt beter met hem gaat en dat de kinderen geen last zullen krijgen van de omgang met hem. Hoe begrijpelijk het hof het ook vindt dat de kinderen graag omgang met hun vader willen, is het hof van oordeel dat de vader op dit moment geen omgang met de kinderen kan hebben zonder het risico dat de kinderen nu of in de toekomst last daarvan zullen krijgen.”
Over de vraag of een rechter zich in zijn of haar uitspraak moet wijden aan speciale overwegingen voor kinderen zijn de meningen verdeeld. Enerzijds ziet menigeen het belang om naar een kind te luisteren, anderzijds wordt een kind – zeker als zij in de beschikking rechtstreeks worden aangesproken – toch in de procedure van de ouders betrokken.
Waar iedereen het wel over eens is, is dat het belang van de kinderen voorop moet staan. Dat er steeds meer aandacht komt voor de belangen van kinderen en hoe zij zaken ervaren is dan ook een positieve ontwikkeling.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Klik hier.