Wanneer echtgenoten in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, wordt deze gemeenschap ontbonden op de datum dat het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank is ingediend. Die ontbinding houdt in dat er vanaf die datum niets meer aan de gemeenschap van goederen wordt toegevoegd. Goederen die worden verkregen zijn van de echtgenoot die ze verkrijgt, evenals schulden die worden aangegeven voor de echtgenoot zijn die ze aangaat. De datum waarop de gemeenschap van goederen wordt ontbonden wordt ook wel ‘peildatum’ genoemd. Dit omdat op die dag wordt gepeild wat er tot de gemeenschap van goederen behoort.
Dat wat er op de peildatum tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort moet tussen de echtgenoten bij helfte worden verdeeld.
Maar wat als één van de echtgenoten kort voor de peildatum een groot geldbedrag van de bankrekening haalt, zodat dat op de peildatum niet meer op de rekening stond? Betekent dit dan dat wat er niet is op de peildatum ook niet meer kan worden verdeeld?
Deze situatie deed zich voor in een zaak waar de rechtbank Noord-Holland over oordeelde bij beschikking van 23 maart 2016. In deze zaak had de vrouw drie maanden voor de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, toen zij de echtelijke woning verliet, een bedrag van € 17.000,00 overgemaakt van de spaarrekening naar de betaalrekening van partijen, om vervolgens het hele bedrag contant op te nemen.
De man stelde dat de vrouw de gemeenschap had benadeeld doordat zij binnen zes maanden voor aanvang van de echtscheidingsprocedure (spaar)geld had verspild. De man meende dat de vrouw de aangerichte schade van € 17.000,00 aan de gemeenschap diende te vergoeden, althans dat zij de man de helft van het bedrag zijnde € 8.500,00 diende te betalen. De rechtsgrond voor deze vordering van de man is te vinden in artikel 164 van boek 1 van het burgerlijk wetboek.
De vrouw betwistte dat. Zij was van mening dat zij gewoon gerechtigd was om te beschikken over het vermogen van partijen en dus ook over het spaarsaldo. De vrouw voerde aan dat zij het geld eerst veilig had willen stellen en dit gebruikt had om een schuld van partijen aan haar moeder te voldoen van € 7.000,00. De rest van het geld had zij gebruikt om nieuwe meubels aan te schaffen en in haar levensonderhoud en dat van het kind van partijen te voorzien.
De rechtbank accepteerde het verhaal van de vrouw niet. Zo oordeelde de rechtbank dat de vrouw had nagelaten om het bestaan van de lening van € 7.000,00 aan haar moeder aan te tonen. Daarnaast vond de rechtbank de stelling van de vrouw dat zij het geld nodig had voor een nieuwe inrichting en levensonderhoud niet aannemelijk. De vrouw was namelijk direct na haar vertrek uit de echtelijke woning ingetrokken bij haar nieuwe vriend, inmiddels haar huidige echtgenoot, zodat de noodzaak tot het aanschaffen van nieuwe meubels niet bestond. Ook ontving de vrouw een uitkering en partneralimentatie ter dekking van de kosten van haar levensonderhoud, zodat het opgenomen geldbedrag ook niet daaraan kon zijn opgegaan.
Al met al concludeerde de rechtbank dat de vrouw de gemeenschap wel degelijk had benadeeld door verspilling van een bedrag van € 17.000,00. De vrouw diende de man in het kader van de verdeling daarom toch een bedrag van € 8.500,00 te betalen.
Benieuwd naar de volledige uitspraak. Klik hier.
Wilt u meer weten over de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap? Neem gerust contact met ons op.
Neem direct contact op