Zoals op onze website vermeld is de hoogte van kinderalimentatie afhankelijk van de behoefte van kinderen (wat hebben zij nodig?) en de draagkracht van de ouders (wat kunnen zijn bijdragen?).
Een andere factor die van belang kan zijn, is de zogeheten zorgkorting.
De zorgkorting is een korting die wordt toegepast op de te betalen kinderalimentatie, in het geval de ouder die de kinderalimentatie betaalt één of meerdere dagen per week voor de kinderen zorgt. Op die dagen heeft de ouder die de kinderalimentatie ontvangt immers minder kosten ten behoeve van een kind.
Uitgangspunt bij de kinderalimentatie is dat de ouder die de kinderalimentatie ontvangt de zogenaamde verblijfsoverstijgende lasten van een kind voldoet, zoals kleding, schoenen, schoolgeld, contributie voor sport en dergelijke. Beide ouders dragen de kosten voor het kind in hun eigen huishouding. Denk daarbij aan eten, drinken, kosten voor gas, water & licht etc.
De zorgkorting is een percentage van de behoefte van het kind. De hoogte van de korting is vervolgens weer afhankelijk van het aantal dagen per week dat je voor de kinderen zorgt.
Is dat gemiddeld 1 dag per week dan bedraagt de zorgkorting 15%, bij gemiddeld 2 dagen of meer bedraagt de zorgkorting 25% en bij een verblijf bij gemiddeld 3 dagen of meer bedraagt de zorgkorting 35%.
Hebben de ouders samen onvoldoende draagkracht om in de behoefte te voorzien, dan wordt de zorgkorting niet of slechts voor een deel toegepast.
Dat klinkt allemaal best ingewikkeld, maar een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 januari 2021 laat eenvoudig zien hoe dit in de praktijk uitpakt.
In deze procedure waren de ouders het eens over de totale behoefte van de kinderen, die
€ 314,00 per maand bedroeg voor beide kinderen. Verder waren zij het er ook over eens dat hun gezamenlijke draagkracht ontoereikend was om volledig in de behoefte van de kinderen te kunnen voorzien.
De moeder in kwestie had namelijk geen enkele draagkracht. Uit de stukken van vader bleek dat zijn draagkracht € 55,00 per kind per maand was voor beide kinderen, dus € 110,00 in totaal.
Vanwege de verdeling van de zorg – en opvoedingstaken was het bijbehorende zorkortingspercentage voor deze vader 25 %, dus € 78,75 (25% van € 341,00).
De vader rekende de rechter voor dat hij dus maar in staat was om per saldo € 16,00 per kind per maand aan de vrouw te betalen. De man bracht namelijk de volledige zorgkorting van € 78,75 in mindering op zijn draagkracht van € 110,00. De rechter volgde de vader daarin niet.
Immers, in deze zaak was sprake van een tekort aan draagkracht van € 204,00 per maand: de totale behoefte van de kinderen bedroeg immers € 314,00 per maand en de draagkracht van de man was maar € 110,00 per maand.
In de toepasselijke rekenregels wordt in zodanig geval aanbevolen dat het tekort de zorgkorting vermindert. Anders gezegd: de zorgkorting kan niet of niet geheel “verzilverd” worden. Is het tekort aan gezamenlijke draagkracht van beide ouders twee keer zo groot als de zorgkorting waar de alimentatie betalende ouder recht op heeft, dan dient die ouder tot het volledig bedrag van zijn draagkracht dient bij te dragen.
In deze procedure bedroeg het tekort aan draagkracht € 204,00, een bedrag dat zeker twee keer zo groot was als de zorgkorting van € 78,75.
Dit betekende voor de vader dat de rechter geen rekening hield met de zorgkorting.
De kinderalimentatie werd daarom op een bedrag van € 55,00 per kind per maand vastgesteld, gelijk aan de draagkracht van de vader.
Vragen over dit onderwerp of andere vragen over alimentatie? Neem gerust contact met ons op. Wij staan u graag te woord.
Benieuwd naar de volledige uitspraak? Lees hier